Irit Kohn

Israël tijdens het conflict in Gaza 2014

  •   Opinie door Irit Kohn
  •    
    Irit Kohn is Voorzitster van de Internationale Vereniging voor Joodse Advocaten en Juristen, en voormalig hoofd van het internationale departement van het Israëlisch ministerie van Buitenlandse Zaken.
  •  
     

    De VN-Raad voor de rechten van de mens wordt helaas gedomineerd door landen waarin vaak de mensenrechten worden geschonden. Het zijn net deze landen die Israël stelselmatig veroordelen en met de vinger wijzen. Voor het Gaza conflict van 2014 richtte de UNHRC de Schabas/Davis Commissie op, die op 22 juni 2015 een rapport publiceerde. Omwille van haar vertekend mandaat besliste de Israëlische regering om niet samen te werken met de Commissie.


    Irit Kohn: “Ik ben Voorzitster van de Internationale Vereniging voor Joodse Advocaten en Juristen, een VN-geaccrediteerde NGO. Wij hebben samengewerkt met de Schabas/Davis Commissie ondanks hun partijdigheid en hebben getracht om deze Commissie inzicht te verschaffen in het leed dat de raketaanvallen van Hamas bij de Israëlische burgers veroorzaakten en hoe deze beschietingen het conflict deden uitbreken. 

    In de tien jaar dat ik de leiding had van het internationale departement van het Israëlisch ministerie van Justitie, nam ik regelmatig deel aan overleg betreffende de uitoefening van het recht op zelfverdediging van Israël in overeenstemming met het internationaal recht. Dat overleg werd voorgezeten door de Israëlische Procureur-Generaal. Deze gesprekken hadden niet enkel betrekking op wat wel en niet mocht tijdens een militaire actie, maar ook op het morele dilemma om de schade aan burgers bij beide partijen te minimaliseren.

    Opnieuw werd Israël tijdens het conflict met Hamas verplicht om een vijand te bestrijden die letterlijk ondergronds vocht, te midden van bevolkte burgerzones. Bewijsmateriaal opgenomen in het recente rapport van het Israëlisch ministerie van Buitenlandse Zaken toont aan dat: “Het training- en opleidingsmateriaal van Hamas… getuigt van haar doelgerichte inspanning om de IDF (Israëlische Defensiemacht) naar dichtbevolkte gebieden te trekken en om haar bevolking actief te gebruiken om de militaire operaties van de IDF te verhinderen.” Het rapport verklaart verder dat: “Hamas eveneens burgers actief aanmoedigde en zelfs dwong om in gebieden waar vijandigheden plaatsvonden te blijven ten einde de Israëlische aanvallen te verhinderen en hun eigen militaire activiteit af te schermen.”

    Hamas maakte zich aan deze praktijk, het zogenaamde “menselijk schild”, meermaals schuldig en dit wordt beschouwd als een oorlogsmisdrijf. Dat is eveneens het geval voor de 4000 raketten die Hamas afvuurde op de Israëlische burgers. Ongeveer 250 raketaanvallen van Hamas mislukten en hun projectielen ontploften in Gaza, waardoor nog meer mensen omkwamen. Hiernaast groef Hamas ook aanvalstunnels richting Israël met als doel het infiltreren van Israëlische dorpen en het vermoorden van Israëlische burgers in hun eigen huis.

    Israël bleef ondanks de confrontatie met deze criminele acties de wetten van het oorlogsrecht naleven. In deze context is het belangrijk om te benadrukken dat het juridisch advies van de Militaire Procureur-Generaal (MAG) van de IDF kan worden getoetst door de civiele Procureur-Generaal van Israël. Deze juridische aanbevelingen en beslissingen kunnen ook worden onderworpen aan het gerechtelijk toezicht van de Israëlische Supreme Court.

    In feite gingen de inspanningen van de IDF om civiele slachtoffers te verminderen verder dan de juridische vereisten, dat blijkt uit de twee verschillende rapporten die opgesteld werden door belangrijke militaire deskundigen uit een aantal democratische landen. Die deskundigen kwamen naar Israël en voerden onderzoek naar de laatste operatie. Israël overtrof de gangbare militaire praktijken van andere democratieën door burgers in Gaza te waarschuwen voor militaire doelwitten in hun nabijheid en door hen op te dragen om het gebied te verlaten vóór de aanval. Tijdens het conflict heeft Israël ook uitgebreide humanitaire inspanningen geleverd om de ontberingen die de bevolking in Gaza ten deel viel te verlichten. Dat gebeurde door het bezorgen van voedsel en medicatie, dekens, brandstof en eveneens door medische hulp te verlenen aan gewonde burgers in Gaza.

    Dat militaire conflicten nevenschade (onopzettelijke schade aan de civiele bevolking die zich in de buurt van een legitiem militair doelwit bevond) met zich meebrengen en dat er foute inschattingen gemaakt worden is spijtig en betreurenswaardig, maar niettemin erkend en aanvaard het internationaal recht deze realiteit.

    Israël heeft een onderzoeksmechanisme op touw gezet om haar activiteiten tijdens het laatste conflict grondig te evalueren. Als open democratie is Israël in staat om dergelijke belangrijke incidenten te onderzoeken en te bepalen of deze het voorwerp uitmaken van fouten, nevenschade of oorlogsmisdrijven.

    Momenteel bestudeert Israël 100 incidenten en heeft de MAG 19 strafrechtelijke onderzoeken gestart.

    Het is belangrijk om de tegenstrijdigheden tussen de realiteit en beweringen die vaak naar voor worden geschoven aan te tonen. De onafgelaten partijdige houding van de VN ten opzichte van Israël draagt niet bij tot het vinden van een vreedzame oplossing voor het conflict. Het geeft enkel een impuls aan Hamas en andere terreurgroeperingen om niet van hun onwettige methodes af te zien.